Skip to content
19 september 2023

Een bakkie bietsen

“Pap, kom snel, er ligt iemand onder de brug en hij lijkt wel dood.” Roos komt terug van haar rondje met ons hondje en ik schrik op uit mijn boek, schiet mijn schoenen aan en snel naar ‘de plaats delict’.

Verderop in de straat zie ik politie in de weer met een lichaam. Ze sjorren aan zijn armen, trekken hem weg bij het water en leggen hem in het plantsoen. Abdellah (niet zijn echte naam) zit ernaast – hij kwam vandaag een bakkie bietsen in BLEND – ik gaf hem een uitgestelde koffie mee, betaald door een betrokken buur.

“Wat is er aan de hand?” vraag ik hem. “Ja man, deze gast heeft twee flessen Bacardi op en is nu laveloos. Gisteren heeft ‘ie drie gebroken ribben opgelopen tijdens een gevecht met PSV-ers; nu ligt hij hier. Ik weet waar hij woont, maar hij wil niet weg.” “En waar is de politie gebleven dan?” “Die #@!##@ zijn ‘m gesmeerd – opgeroepen voor een ander geval.”

Oké. Wat nu? Juist een tijdje geleden zei Carolien dat we die-man-op-het-bankje eens moeten aanspreken. Hij slaapt elke nacht op dezelfde plek, wast zijn gezicht en sokken in de sloot en maakt een treurige indruk. Nu sta ik naast Joop (nee, ook niet zijn echte naam) die er nog erger aan toe is. Tanden uit zijn mond, bloed in zijn gezicht, twee traantjes naast zijn oog getatoeëerd, kreunend van de pijn en tussendoor murmelend dat hij drie kinderen heeft, jaren op straat leefde, sinds kort een eigen huisje bezit, maar zo verslaafd is dat hij de hele boel … #@!##@ en dan weer een hoop gevloek en getier.

Ik besluit de politie te bellen. “Jullie hebben iemand uit de sloot getrokken en vervolgens achtergelaten. Ik weet inmiddels waar hij woont. Hoe krijgen we hem thuis?” “We komen eraan”, klinkt het. En tot mijn verbazing zijn ze er direct – meestal wordt er trager gereageerd, bijvoorbeeld toen Roos met haar vriendinnen ’s avonds laat op straat iemand met een lang mes zag zwaaien: geen gehoor. Joop wordt ingeladen en thuis gebracht.

Ik bedank Abdellah. Hij bleef toch maar bij Joop zitten, liet zijn eigen vest bebloeden, praatte op hem in. En dat terwijl de rest van de straat aan hem voorbij liep of van een afstandje toekeek. “Laat mij je vest wassen. Kom morgen weer een bakkie bietsen.”

De volgende ochtend komt niet alleen Abdellah langs, maar loop ik ook zijn vriend tegen het lijf. “Hey Joop, hoe is het nou?” Hij kijkt me verward aan. “Ik ben Hans. Gisteren lag je bij de brug. Weet je het nog?” En dan komt er een heel verhaal, over verslaving, de psychische hulp die hij zoekt, de politie. “Weet je wat Joop, kom anders woensdag een bakkie bietsen in BLEND!”